Vernieuwde jeugdbijscholingen
De vernieuwde jeugdbijscholingen zijn ontwikkeld door Bart Raijmakers. Waarom zo’n bijscholing belangrijk is, vragen we hem. ‘Omdat ieder kind een goede training verdient, die ontzettend leuk is én waar ze veel leren.’ Daar zal waarschijnlijk geen trainer hem ongelijk in geven. Bart legt uit waarom het dan tóch nodig is en blijft voor clubs deze bijscholing te volgen. En naast de nuttige noodzaak is het ‘vooral ontzettend leuk om deze te volgen,’ voegt Bart eraan toe. Een inkijkje in de nieuwe cursus.
Bart Raijmakers (47) is bij de lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding (ALO) in Eindhoven, verantwoordelijk voor onder andere onderwijsontwikkeling. In opdracht van de Atletiekunie ontwikkelde hij al diverse opleidingen. Recent rondde hij de vernieuwde jeugdbijscholingen voor de pupillen en CD-junioren af. De bijscholingscursus voor de AB-junioren volgt in 2020. Bart is naast vader van drie kinderen, al dertig jaar jeugdtrainer bij AV Valkenswaard.
‘Bewegingen moeten wel gaan lukken’
Een leven lang sporten
‘Er zijn twee voorspellers voor een leven lang sporten: plezier en competentie. Dat laatste betekent niet dat een kind moet winnen, maar wel dat bewegingen gaan lukken op den duur. Iemand moet bewegingsvaardiger worden. En clubs zijn er natuurlijk ook bij gebaat, want dat betekent dat kinderen langer lid blijven. Maar daarnaast ziet de Atletiekunie het ook als een maatschappelijke verantwoordelijkheid: kinderen voorbereiden op een leven lang plezierig sporten. Daarom heb ik in opdracht van de Atletiekunie deze nieuwe jeugdbijscholingen ontwikkeld.’
‘De grammatica van het bewegen’
De vernieuwde jeugdbijscholing
‘Het doel van de cursus is zorgen dat trainers op een verantwoorde, en voor kinderen uitdagende manier training kunnen geven. Dat doen we door meer inzicht te geven in drie aspecten: de biomechanica van de verschillende atletiekonderdelen, motorisch leren en kindgerichte jeugdatletiek.
De biomechanica zie ik als de grammatica van het bewegen,’ vertelt Bart gepassioneerd. ‘Wanneer een trainer een jonge atleet wil aanleren een kogel zover mogelijk te stoten of leren zover mogelijk te springen, dan moet een trainer inzicht hebben in de beweging. Te vaak wordt uitgegaan van een ideale techniek, mocht die al bestaan. Maar de laag die daar onder zit, zijn de mechanische voorwaarden, in dit geval om zover mogelijk te stoten of te springen. Dus allereerst moet een trainer weten hoe een beweging in elkaar zit, pas dan kan hij de bewegingen van zijn jeugdleden verbeteren.
‘Je wilt de jonge atleten niet afhankelijk maken van een trainer’
Bij het motorisch leren probeer je als trainer zo min mogelijk het eigen leervermogen van atleten te verstoren. Stel, je wilt als trainer een bepaalde beweging bij atleten verbeteren, hoe werkt dat dan? Hoe pak je dat aan? Stel, je ziet dat de knie hoger moet. Mensen denken dan vaak: dan zeg ik dat toch gewoon? Maar motorisch leren werkt heel anders dan dat. Tijdens de bijscholing leer je bijvoorbeeld de omgeving aan te passen zodat de beweging wel goed uitgevoerd moet worden. Ook metaforen werken om kinderen iets aan te leren. Motorisch leren is altijd een samenspel tussen de atleet, de opdracht en de omgeving. Motorisch leren gaat ook over dingen anders oplossen. Een ander voorbeeld: je wilt dat iemand met grotere stappen uit het startblok komt. Dat kun je zeggen. Maar je kunt ook rubberen strepen op de baan leggen, zodat atleten vanzelf grotere stappen maken zonder dat een trainer iets zegt. Ze zien de beweging veranderen. Op die manier blijft het beter hangen dan wanneer iemand het alleen maar zegt. Dat is het verschil tussen oefenresultaat en leerresultaat. Na een training denk je dat je een heel eind gekomen bent met je groep, maar het is vaak alleen maar oefenresultaat. Na één of twee weken, zijn ze het weer vergeten. Je wilt als trainer leerresultaat neerzetten, dan blijft het beklijven: ook onder stress en na een langere tijd. Je wilt de jonge atleten niet afhankelijk maken van jou als trainer. En tot slot leren trainers tijdens de bijscholing hoe ze trainingen kunnen aanpassen aan het ontwikkelingsniveau van kinderen. Hiervoor wordt de visie op jeugdatletiek van de Atletiekunie gebruikt. Een training voor kinderen is immers een andere training dan een training voor volwassenen.’
De praktijk: oefenresultaat en leerresultaat
‘Het laatste aspect van de cursus is natuurlijk de praktijk. Hierin komen de drie bovenstaande onderdelen samen, het is dus meer dan wat oefeningen laten zien. Ze leren hoe een ideale training eruit kan zien. Daarmee proberen we trainers te inspireren en op weg te helpen.’
Nuttig en nodig
‘Bovenstaande is niet allemaal nieuw hoor,’ zegt Bart. ‘Maar voor veel trainers is het wel volledig nieuw, dat merk ik in mijn werkomgeving, en ook bijvoorbeeld tijdens de Dag van de Atletiek en de Looptrainersdag waar ik elk jaar workshops verzorg. Het is niet raar dat kennis ontbreekt, het verloop van trainers is hoog bij verenigingen dus bijscholing blijft nuttig en nodig. En veel jeugdtrainers bestaan uit voormalige atletiekjeugd en ouders van de jeugd die de vereniging wil helpen. Hartstikke mooi, maar help ze als vereniging op weg door scholing mogelijk te maken.’
Interesse in een bijscholing?
In januari gaan de eerste cursussen al van start. De bijscholingen voor de pupillentrainer en de CD-junioren trainer zijn hetzelfde van opzet, waarbij je bij de CD-junioren dieper op de materie ingaat. ‘We bieden de bijscholingen op maat aan, we zijn flexibel wat betreft inhoud en lengte en daarbij zijn de kosten laag. We vinden het vooral belangrijk dat veel trainers de bijscholing volgen, én ervaren hoe leuk het is,’ licht Bart toe. Wanneer een club interesse in de jeugdbijscholingen heeft, neem dan contact op met Annelies Bolk, zij helpt verder met de praktische zaken. Tijdens de Dag van de Atletiek op 21 maart a.s. geeft Bart ook drie workshops over de jeugdbijscholingen voor trainers van de CD-jeugd. Dat is een laagdrempelige manier om kennis te maken met de materie, om daarna eventueel de cursus te volgen voor de nodige verdieping.
Meer informatie over de vernieuwde jeugdbijscholingen:
Tekst: Esther Vliege