Roeping
Het trainerschap bleek zijn roeping. Toen de ‘lopersboom’ in de beginjaren ’80 op zijn top was, besloot Jan in de lokale krant een oproep te doen voor een trainingsgroep voor vrouwen op donderdagmorgen. ‘Toen we om 9 uur verzamelden, waren we maar met vijf. Ik snapte er niks van. Er moesten toch veel meer vrouwen zijn die bij ons wilden komen lopen? Een kwartier later kwamen van alle kanten alsnog de loopsters naar de club. Zij kwamen rechtstreeks van het schoolplein af. Vanaf dat moment is kwart over 9 onze trainingstijd, tot half 11.’
De groep bleek een schot in de roos. Er kwam ook aanwas uit andere groepen en hoewel vrouwen in de meerderheid bleven, waren later ook mannen welkom. ‘Het is altijd een hechte groep geweest. Er zijn nog altijd meerdere loopsters van het allereerste begin in actief.’
Het geheim van de groep zat naast de gezelligheid ook in de trainingen van Jan, die het liefst in vakanties lekker thuis was omdat hij zijn groep niet kon missen. ‘Ik heb altijd geprobeerd om net iets meer uit iemand te halen dan dat hij of zij zelf had gedacht. In het begin deed ik dat met individuele schema’s, maar toen het fanatieke binnen de groep plaatsmaakte voor het recreatieve, streefde ik hiernaar in de oefenvormen. Ik wisselde een strakke training, met bijvoorbeeld 4 x 1000 meter, vaak af met een meer speelse. Ik kon er echt van genieten wanneer iemand bijvoorbeeld alle moeite had om een coopertest af te maken, maar een week later in een speelse vorm zonder problemen een half uur achter elkaar kon lopen.’
Jan haalde zijn inspiratie uit de cursussen die hij in de loop der jaren volgde, maar ook door goed om zich heen te kijken. ‘Dat is het voordeel van veel op de club zijn. Ik zag ook de andere trainers training geven en gebruikte ook wel eens iets wat ik van hun zag. Alles bij elkaar zorgde dat ik een grote variatie aan trainingen in mijn hoofd heb.’