Pieke de Zwart: 'Ik dacht meteen: wat een gave functie'
Hij doet wekelijks – en dat in alle vroegte – een duurloop met een van de trainingsgroepen van Marjan Freriks in Hellendoorn en Nijverdal. Freriks: de oud-topatlete die zich tegenwoordig met hart en ziel verbindt met recreatieve lopers en wandelaars, is het beeld dat Pieke de Zwart als nieuwe directeur voor de hele Atletiekunie voor ogen heeft.
Middenin de breedtesport
Zelf was en is hij een enthousiast sporter, die bijna dagelijks het trainingspak aantrekt. In zijn jeugd behoorde hij tot de talenten van de voetbalvereniging waar hij lid van was. Maar hij stond ook regelmatig op de tennisbaan en later in de squashhal. Squashen doet hij nog altijd, maar een kleine twintig jaar geleden werd hij door een buurman overgehaald om te gaan hardlopen en ook dat virus raakte hij niet meer kwijt. Bootcampen kwam erbij. En door zijn twee kinderen, die inmiddels 16 en 15 jaar zijn, kwam hij in aanraking met de hockeysport. En zoals dat ook in de atletiek vaak gaat: dan word je als ouder al snel ingezet om een jeugdteam te coachen of om een scheidsrechterscursus te volgen. Kortom: de nieuwe directeur van de Atletiekunie staat midden in de breedtesport. De topsport – en dus ook de atletiek – volgt hij voornamelijk via de televisie. ‘Als de Olympische Spelen aan de andere kant van de wereld zijn, blijf ik er ’s nachts graag voor wakker’, zegt hij.
Een sportliefhebber dus, maar waarom besloot Pieke de Zwart te solliciteren naar een beleidsfunctie, die van directeur van de Atletiekunie? Hij is geen ingewijde die door het bestuur is uitgenodigd dat te doen. De Zwart voelde zich zelf aangesproken door de uitdaging om een sportbond te gaan leiden. Een bond bovendien die een ingrijpend veranderingsproces doormaakt. Die keuze heeft alles te maken met de kennis en ervaring die hij opdeed in de bankwereld. ‘Ik ben geboren in Deurne en opgegroeid in Eindhoven’, vertelt De Zwart. ‘Daar heb ik HAVO/VWO gedaan en daarna ben ik in Amsterdam geschiedenis gaan studeren. Dat gaf me toegang tot de opleiding Europese Studies, maar na twee jaar bleek dat het programma naar mijn smaak teveel van alles en dus eigenlijk niks was. Ik ben overgestapt naar sociale bedrijfskunde aan de Hogeschool Utrecht. Waarbij ik de laatste twee studiejaren in één kalenderjaar moest doen, omdat mijn maximum van zes studiejaren opraakte.’
Verandering van houding en gedrag
De Zwart liep stage bij ING en kon daar na zijn afstuderen blijven om een automatiseringsproject te leiden, waarbij het vooral ging om de trainingen voor medewerkers. Het bleek de opstap naar een carrière in het bankwezen; eerst bij ING en later bij Nationale Nederlanden en de Rabobank. In de tussentijd voltooide hij een studie bedrijfskunde, met als belangrijkste onderdeel verander-management. ‘Veel mensen zien de banken als een noodzakelijk kwaad. Maar banken maken het mensen mogelijk om hun dromen waar te maken, of het nu gaat om het investeren in een onderneming of om een hypotheek. Ik beleefde veel plezier aan de contacten met ondernemers en particulieren.’ Sinds hij in 1999 bij de Rabobank ging werken was De Zwart achtereenvolgens statutair directeur bij een aantal – toen nog autonome – banken. ‘Het ging steeds om een benoeming voor twee tot vier jaar bij een bank waar een specifieke opdracht te doen was. Het had veelal te maken met het veranderen van houding en gedrag van medewerkers. Dat kon het verbeteren van de commerciële daadkracht of van het risicobeheer zijn, maar ook het initiëren van een fusie.’
Begin 2017 besloot De Zwart de bankwereld – ‘die ook een soort gouden kooi is’ – achter zich te laten. ‘Ik wist nog niet wat ik wilde gaan doen, ik realiseerde me wel dat ik de vijftig naderde en dat ik nú een stap moest maken als ik nog wat anders wilde. Dat was spannend, maar de CAO voorzag in een prima regeling die me tijd gaf om te gaan zoeken.’ En toen viel zijn oog dus op de advertentie van de hem verder onbekende Atletiekunie. ‘Ik dacht meteen; wat een gave functie. En ook: ik ben natuurlijk kansloos zonder topsportachtergrond. Maar ik kwam steeds een ronde verder in de sollicitatieprocedure en werd uiteindelijk benoemd.’
Wat leek je zo gaaf aan die functie?
‘De overeenkomst met de Rabobank is dat ik hier op Papendal te maken heb met een team mensen dat met beperkte middelen resultaten moet zien te behalen. Dat doen we als we mensen blijer en gezonder willen en kunnen maken met top- en breedtesport. De Atletiekunie heeft 140.000 leden en er zijn miljoenen ongebonden lopers. Die worden allemaal verbonden door de emotie die gepaard gaat met het sporten. Dat spreekt mij heel erg aan, ook omdat ik er zelf zoveel energie van krijg.’ ‘Joëlle Staps heeft als interim-directeur in 2017 een stevige basis neergezet. Dat kwam deels voort uit noodzaak: de financiën noopten tot het maken van keuzes. Nu gaat het erom dat we de medewerkers op een manier gaan inzetten dat hun talenten het beste tot hun recht komen, zodat we de atletieksport kunnen laten groeien. De middelen blijven beperkt, dus we zullen de juiste keuzes moeten maken.’
De Zwart ziet het als uitdaging om verenigingen te ondersteunen die willen proberen de ongebonden lopers aan zich te binden. ‘We zien nog steeds een lichte ledengroei, maar die kan wellicht stijgen. Al zal het lastig zijn de juiste benadering te vinden, want die lopers zijn niet voor niets “ongebonden”. De keuze is wel gemaakt dat we dat als bond niet zelf gaan doen. We willen niet concurreren met de verenigingen, we zoeken juist de samenwerking met ze op.’ Op het bondsbureau trof hij een relatief jong team aan. ‘Met veel enthousiaste mensen, die echter ook nog wat zoekende zijn. Er speelt veel in sport en maatschappij waar we een antwoord op moeten kunnen geven – denk alleen al aan de “#MeToo”-discussie. Ik vind het een uitdaging daar sturing aan te geven. Uiteindelijk gaat het daarbij om de vraag waartoe wij als Atletiekunie op aarde zijn en wat onze meerwaarde is voor de maatschappij.’
‘Ik wil echter nog niet teveel vooruit kijken. Ik ben in een voor mij nieuwe wereld terecht gekomen en ben me in deze eerste weken goed aan het oriënteren, ook via gesprekken met andere bonden.’
Tekst: Cors van den Brink