Vrouwen in een mannenwereld
Bij de marathon van Rotterdam (en die in al die andere steden) is het tegenwoordig volstrekt normaal dat er ook vrouwen aan de start staan. Maar zo gewoon was dat drie decennia geleden niet. Marja Wokke en Carla Beurskens, twee Nederlandse marathontoppers uit de jaren tachtig, halen herinneringen op.
Wijsheid komt met de jaren. Bobbi Gibb glunderde in 1996 toen de organisatie van de Boston marathon haar uiteindelijk toch nog de credits gaf die ze verdiende. Gibb liep in 1966 als 23-jarige atlete mee in de marathon in haar geboorteplaats. Illegaal. Want vrouwen, die werden in de roaring sixties eigenlijk niet geacht zo\'n ‘onmenselijke\' prestatie te leveren. Racedirecteur Will Cloney accepteerde haar inschrijving derhalve niet.
Gibb zette plan B in werking. Ze wachtte in de bosjes bij de start, sprong toen de helft van de lopers aan het rennen was het parcours op en finishte na 3 uur en 21 minuten. In 1967 en 1968 was ze als ‘illegale\' ook de snelste vrouw. Dertig jaar na haar eerste zege hing de organisatie haar alsnog een heuse medaille met inscriptie om de nek.
Kathy Switzer hield niet van de illegaliteit en schreef zich in 1967 in Boston in als K.V. Switzer. Ze kreeg startnummer 261 en veroorzaakte een hoop commotie. De 20-jarige Amerikaanse werd niet lang na de start ontdekt door race-official Jock Semple, die haar met fysiek geweld probeerde uit de koers te halen. Slecht een nog fysiekere bodycheck van Switzers vriendje Tom Miller op de verbouwereerde Semple zorgde ervoor dat de atlete kon doorlopen.
De acties van Cloney en Semple pasten in het tijdsbeeld. Het lopen van lange afstanden, dat was esthetisch en fysiek onverantwoord voor het zogenaamde zwakke geslacht, vonden de beleidsbepalers in de mondiale atletiekwereld. Die mening werd niet gedeeld door toeschouwers en mannelijke atleten: Gibb en Switzer zeiden beiden enorm veel toejuichingen van het publiek te hebben gekregen en dat de deelnemende mannen de aanwezigheid van een vrouw juist geweldig vonden.
Hilarisch
Marja Wokke en Carla Beurskens, in de jaren tachtig de beste marathonloopsters van Nederland, herkennen zich in de mening van Gibb en Switzer. \'Ik zat bij AAC in Amsterdam in een groep met 20 tot 25 mannen\', zegt Wokke (56) anno 2013. \'In de top kwam je geen vrouw tegen. Voor mij was het een uitdaging, want die mannen waren snel en supersterk. En die mannen vonden het een leuke afleiding dat er een vrouw in hun groepje zat. Ik had ook geen aparte kleedkamer. Bob Boverman (haar trainer, red.) zei bij elke training: \"Mannen, iedereen eruit, Marja moet zich omkleden\". Dat leidde altijd tot veel hilariteit.\'
Beurskens (61): \'Ik heb altijd alleen met mannen getraind en heb nooit gemerkt dat iemand daar problemen mee had. Ik vond het niet vervelend, juist leuk. Je wordt toch sneller, mannen lopen een hoger tempo.\'
Wokke won in 1981 de eerste marathon van Rotterdam, Beurskens was in 1984 en 1990 de snelste vrouw in de Maasstad. De emancipatie op de 42.195 meter had toen haar intrede gedaan. ‘Boston\' zwichtte in 1972 voor de publieke opinie: vrouwen werden toegelaten tot de marathon. Ter vergelijking: in hetzelfde jaar kwam er bij de Olympische Spelen van München de 1500 meter voor vrouwen op het programma, want bij officiële atletiekinstanties regeerde het conservatisme. Het Nederlands kampioenschap marathon voor vrouwen wordt pas in 1981 voor het eerst gehouden. Een jaar later debuteert de vrouwenmarathon op de EK, in 1983 is de mondiale titelstrijd aan de beurt en in 1984 tenslotte krijgt de marathon ook voor vrouwen een olympische status.
\'In eerste instantie werd er wel een beetje raar gekeken dat ik als vrouw op de marathon liep\', zegt Wokke. \'Het was geen alledaags gegeven in die tijd. Maar ik denk dat Claire Spauwel (de Nederlandse die in 1976 een tijd van 2.47 liep, red.) er meer last van had. Het heeft te maken met gelijke kansen. Vrouwen gingen vroeger trouwen en kregen kinderen. Langzamerhand werd de wereld anders en kregen vrouwen meer tijd voor zichzelf, zodat ze zich konden ontwikkelen op het gebied dat ze wilden.\'
Zandberg
Beurskens liep in haar loopbaan 36 marathons en won er 15. Haar eerste was in 1981, de NK in Kijkduin. Er stonden zeven vrouwen aan de start, onvergelijkbaar met de huidige situatie. Ook niet te vergelijken: de trainingsprogramma\'s van toen en nu. Beurskens: \'Nu loopt iedereen met hartslagmeters en gaat iedereen naar het krachthonk, dat had je toen niet, hoor. Mijn krachttraining bestond eruit tegen een zandberg op te lopen. Ik dacht er niet eens aan om naar een krachthonk te gaan. Vond ik ook niet prettig, met die zware gewichten door je knie zakken. Dat leidde vaak tot blessures.\'
Wokke, die in 1980 in Eugene (Verenigde Staten) een Nederlands record (2.32.28) neerzette: \'Ik heb nooit een voedingsdeskundige gehad of een arts die me begeleidde. Je had een stopwatch, dat was het. Ik nam in trainingen ook nooit gas terug.\'
Wokke werkte haar eerste marathon bij toeval af. \'Dat was in 1978 of 1979, in Apeldoorn. Ik ben gaan hardlopen om iets aan mijn overgewicht te doen en een van mijn broers stak me aan. Hij deed de marathon in Apeldoorn, ik zou eigenlijk de kwart doen maar ik had geen zin om te wachten. Toen heb ik de hele maar gedaan. Nee, daar had ik dus niet voor getraind. De tijd was 3.10 of 3.11. Het was februari en het was koud, mijn broer en ik hadden de ochtend ervoor nog vijftig kilometer geschaatst.\' Lachend: \'Als ik dat nu alleen al zég, word ik al moe.\'
Wokke vond het geen probleem om tussen de mannen te lopen. \'Mannen willen altijd hun plaatsje behouden. Ze vinden het shit om er door een vrouw uitgelopen te worden. Ik weet nog dat een keer bij City-Pier-City Loop een Engelsman mij probeerde bij te houden. Op een gegeven moment stapte hij uit, maar dat was me toen ontgaan. Na de finish zei hij: \"Door jouw tempo moest ik overgeven\". Vond ik wel mooi.\'
Startgeld
Beurskens had er wat meer problemen mee: \'Bij gemengde wedstrijden in Nederland kreeg ik als vrouw veel minder startgeld dan een man. \"Jij wint toch wel\", zeiden ze dan. Het prijzengeld was ook lager. Dat vond ik oneerlijk, want wij trainden er net zo hard voor als mannen.\'
\'Ik vond het prettiger om aan vrouwenmarathons mee te doen. Als je met alleen vrouwen loopt, heb je eerlijke concurrentie. Als je in een wedstrijd met ook mannen liep en je kreeg het moeilijk, dacht je: \"Ach, laat maar gaan, mannen zijn van huis uit sterker\". Bij alleen dames beet je harder door. Mijn snelste tijd (2.26.34, in 1987) liep ook in de vrouwenmarathon van Tokio.\'
Beurskens deed in 1984 mee aan de eerste olympische marathon voor vrouwen. De wedstrijd in Los Angeles zal vooral herinnerd worden door de onmenselijke manier waarop Gaby Andersen-Schiess de finish over strompelt. De Zwitserse atlete had te veel last van de hitte, was volledig uitgedroogd, zwabberde met haar benen en moest meteen achter de streep volledig opgelapt worden. Andersen-Schiess staat wel in de uitslagenlijst, als nummer 37. Carla Beurskens eindigde als 22e, de Amerikaanse Joan Benoit won.
Marja Wokke zat thuis en raakte voor de televisie behoorlijk gefrustreerd. Ze mocht niet naar Los Angeles omdat ze er niet in was geslaagd vormbehoud te tonen. \'Ik moest in de marathon van Génève 2.38 lopen, maar er zat een steile heuvel in die we twee keer op moesten. Daar scheurde ik mijn hamstring, ik finishte in 2.43. De bond was onverbiddelijk, ik werd niet aangewezen. Dat heeft me lang beziggehouden, want ik hoorde daar thuis. Ik ben Benoit een keer voorgebleven en zij pakte goud op de Spelen. Ik ben naar boven gegaan en heb al mijn schoenen het raam uit gegooid. Die wilde ik nooit meer zien, dat was mijn temperament.\'
Tekst: Roy Hammink
Foto\'s: Stichting Atletiekerfgoed
Op de bovenste foto staat Carla Beurskens, de foto onder is van Annie van de Kerkhof, een andere pionier op de marathon