Van pupil tot duizendpoot bij Isala '96

Geplaatst op Dinsdag, 1 juli 2014
Van pupil tot duizendpoot bij Isala '96

'Ze vragen me wel eens: doe jij niet te veel? Ach, denk ik dan.'

Ach? Natuurlijk doet Jeroen van Veen (28) verschrikkelijk veel bij zijn club Isala '96 in Kampen. Bestuurslid jeugdzaken, trainerscoördinator, lid sponsorcommissie, trainer van de selectie en ook zelf atleet. De lijst is niet eens compleet. 'Ik bén ook bij heel veel zaken betrokken,' erkent hij. 'Ik begeleid hier ook de stagiaires van het CIOS, enzovoort. Mensen kunnen vaak niet omdat ze zeggen druk te zijn. Nou ja, ik heb ook een volle werkweek en ben wekelijks zo'n 20 uur met hier bij Isala bezig. Maar ik vind evengoed wel wat tijd om iets met m'n vrienden te doen.'

Een echte clubman, zo'n duizendpoot die smijt met energie. 'Als anderen het niet doen, doe ik het wel.' Toch denkt hij de laatste tijd niet alleen maar ach.... 'Ik ben wel op zo'n punt aangekomen dat ik mezelf ook afvraag; doe ik niet te veel? Misschien zou iemand mijn plek in de sponsorcommissie moeten overnemen, iemand die daar ook meer feeling mee heeft.'

Het is geen stapje terug, het biedt hem juist meer ruimte om zich op die andere taken te storten. Al sinds zijn zesde jaar is hij kind aan huis bij Isala, het is zijn leven. 'Bij ons in de straat in Kampen waren allemaal families die op atletiek zaten. De kinderen gingen naar de baan en ik ging mee.' Hij vond er plezier en inspirerende trainers. Vanaf zijn 16e jaar was hij zelf trainer van de pupillen, op zijn 21e bestuurslid jeugdzaken. 'Je geeft het door, mooi toch?'

Isala '96 telt zo'n 400 leden, onder wie honderd (vooral jonge) baanatleten. 'Het mooie is dat de oudere jeugd en de jonge senioren die jeugd trainen. Dat heeft voordelen. Jonge trainers kunnen het technisch goed voordoen. Oudere trainers kunnen het natuurlijk beter uitleggen. Die hebben we ook. Het mooiste is de combinatie van beiden en dat proberen we ook, al krijgen we dat niet altijd voor elkaar.'

Zelf had Jeroen van Veen veel profijt van zo'n ervaren trainer. 'Hennie Bottenberg zit berstensvol kennis. Hij kan het technisch zo uitleggen, dat iedereen het begrijpt. In Jip-en-Janneke-taal als het moet. Hij heeft dan ook jarenlang les gegeven op het CIOS in Arnhem.' Alle kennis die Van Veen van zijn leermeester heeft meegekregen wil hij doorgeven aan de jongste generatie bij Isala. Zijn creatieve aanpak ook: 'Hennie kon bij wijze van spreken uit een hoepel een hordetraining halen.'

De geest van Bottenberg is nog nadrukkelijk aanwezig op de atletiekbaan in Kampen. De lampjes langs de baan bijvoorbeeld, waarmee in een bepaald tempo kan worden gelopen door de lichtjes te volgen. 'Bedacht door Hennie,' vertelt Van Veen. In het krachthonk staan nog de apparaten die misschien een halve eeuw geleden al door Bottenberg en co in elkaar zijn gezet. En ze voldoen nog altijd prima.

Verderop liggen enkele enorme tractorbanden waarmee - heel creatief - krachtoefeningen kunnen worden gedaan. En midden op de baan staat een groep van drie à vier constructies van metalen palen en houten balken, dat iets wegheeft van een abstract kunstwerk dat nog niet af is. Ze blijken bedoeld om (onder weerstand) de werpbewegingen bij speer en discus na te bootsen. 'Ons imitatiestation,' zegt Van Veen.

'Ons nieuwste project,' wijst Van Veen op een open plek in de met bomen en struiken dichtbegroeide strook rond de baan, waar een bospad loopt met zachte ondergrond. 'We willen twee van die open plekken maken en tussen de bomen touwen en ladders hangen, voor allerlei vormen van krachttraining.'

Bottenberg (70) deed vorig jaar een stapje terug. 'Ik heb de groep selectieatleten overgenomen,' vertelt Van Veen. 'Ik ben altijd hordeloper geweest. Verdienstelijk, al zeg ik het zelf. Ik stond in NK-finales met Gregory Sedoc en Koen Smet. Maar die volgende stap, dát talent had ik niet. Ik heb toen besloten helemaal voor de meerkamp te gaan, met Hennie als trainer. Ik werd zesde op de NK-indoor, dat smaakte naar meer en ik ging volle bak trainen. Zes keer in de week naast een volle werkweek.'

'En toen kreeg ik last van mijn rug.' Overbelasting, dacht hij aanvankelijk, maar de kwaal bleek ernstiger. 'Ik besloot te stoppen met de meerkamp en met die vele trainingsuren. Gelijk dus met Hennie, al stonden die twee zaken eigenlijk los van elkaar. Hij zei me dat ik wel geschikt zou zijn als trainer. Ik deed de C-junioren al en ben vervolgens de cursussen voor trainer 2 en trainer 3 gaan doen. Ik ben nu bezig trainer 4 af te ronden. Alles in een maand of acht.'

Hij traint nu een selectie met vijf meerkampers, een discuswerper, twee speerwerpers en een hoog- en verspringer. Senioren en jeugd door elkaar heen. 'Bij Isala,' zegt Van Veen, 'telt de gezelligheid, geen poeha. Toch noemen we het de selectie. Iedereen die de wil heeft om hogerop te komen is welkom. We hebben een paar richtlijnen; je traint drie tot vijf keer in de week en je doet mee aan bepaalde wedstrijden en zeker de clubcompetitie. En je traint ook geregeld bij je eigen groep. Gejanne Lussenburg - tweede in de meerkamp tijdens de NK-indoor in Apeldoorn - doet dat ook. En dat wíl ze ook, ze wil onderdeel zijn van de club. Dat sociale vinden we heel belangrijk.'

Iedereen is gelijk bij Isala, stelt Van Veen. 'Je moet hier echt niet met een bepaalde air gaan rondlopen. Ik kwam vroeger wel eens over de finish en dan was ik zichtbaar boos omdat ik 0,02 seconde te kort kwam of zoiets. Trainers als Hennie maar ook Gerda Schilder corrigeerden me dan. Ja, daar ben ik nu blij om.'

Plezier in atletiek staat voorop bij Isala. 'En de atleten die meer willen, moeten de kans krijgen. Ik ben er ambitieus genoeg voor. Ik wil met onze baanatleten hogerop, daarin wil ik mijn energie steken. Uitgangspunt is dat aansluiting bij de Nederlandse top reëel moet zijn. Ik verlang die ambities.'

Past dat wel bij Isala? Wat Van Veen betreft zeker wel. 'Maar zou ik meer willen dan moet ik taken afstoten. Harder zijn, atleten uit de groep zetten. Dat staat haaks op het beleid bij Isala en dat is het me niet waard. We doen hier alles met vrijwilligers die een kleine vergoeding krijgen. Voorbeelden genoeg van clubs die trainers grof betalen. Dat doen we niet.'

Jaarlijks houdt zijn club tien à vijftien nieuwe pupillen over aan drie schoolprojecten. 'Met de Bevrijdingsloop voor alle basisscholen van Kampen hebben we hier jaarlijks zo'n duizend kinderen die een 1000 meter lopen. Ook met de Koningsspelen trekken we veel jeugd naar de baan, net als met het project Jeugd in Beweging waarbij de schooljeugd zes trainingen bij allerlei sporten kunnen meemaken.'

Die instroom is mooi. 'Maar,' zegt Van Veen, 'zodra ze C of D-junioren zijn gaan ze er ook weer uit.' Ook bij Isala dus. Hoe een club ze kan binden? 'Goed kader, goede trainers die motiveren. Je moet het kwalitatief goed neerzetten in combinatie met plezier. Ook vorig jaar zagen we junioren afhaken. Ze hadden ook niet altijd hetzelfde gezicht voor de groep en dat is bij die groep juist cruciaal. Plus de gezelligheid van jeugdkampen of een disco.'

Tekst en foto: Pim van Esschoten