Leo Witvliet: 'Je moet inventief zijn'

Geplaatst op Dinsdag, 1 september 2015
Leo Witvliet: 'Je moet inventief zijn'

In de Rotterdamse wijk Bergpolder werd in de zomer van 1936 op straat gesprint. Honderd meter op stoeptegels. 'Rond het pleintje hingen de mensen uit de ramen. Hou op, zeiden ze, je loopt je nog dood...' Maar Leo Witvliet en zijn vriendjes liepen lekker verder. Het was de zomer van de Olympische Spelen in Berlijn. 'Je luisterde naar de radio en mijn vader - die bij NS werkte - bracht 's avonds de kranten mee naar huis en dan lazen we over Jesse Owens. En wij ook lopen. Je was Jesse, hè. Zoals nu al die meisjes Dafne zijn.'

Van Owens tot Schippers, Leo Witvliet (88) zit zijn hele leven al in de atletiek. Aanvankelijk in Rotterdam, tot het gezin in 1939 verhuisde naar Utrecht. Pro Patria werd Hellas. 'Net voor het bombardement van mei 1940. Hier in Utrecht zagen we de fladders naar beneden komen.'

Bij Hellas was hij veertig jaar voorzitter (1953-1993) en betrokken bij onnoemelijk veel initiatieven. Top-, jeugd én recreatieve sport, binnen en buiten de atletiek. Nog altijd zit hij in de adviescommissie van de VSU, de belangenbehartiger voor de sport in Utrecht. Toch is Witvliet altijd meer een doener geweest dan een bestuurder. 'De top spreekt me aan, daar word ik heel enthousiast van. Maar het begint allemaal bij de basis.'

Zo maakt hij zich al 17 jaar druk om de schoolatletiek. 'En ik heb die neiging nog altijd. Ik ben blij, trots ook, dat we het elke keer toch weer voor elkaar krijgen om dat te organiseren. De helft van alle Utrechtse basisscholen doet mee. Twaalf bijeenkomsten met een wedstrijd aan het einde. De beste acht scholen gaan door naar de finale. Het zijn vaak de scholen die wél een vakleerkracht voor gymonderwijs hebben.'


Leo Witvliet (links) en Hellas-voorzitter André Hoekstra

Met de beste wil van de wereld kan hij maar niet begrijpen dat de politiek het belang van goed gymonderwijs niet ziet. 'Je ziet de gevolgen bij de schoolatletiek. Kinderen die na veertig meter hardlopen in de gymzaal neervallen, zo moe...' Aan enthousiasme evenwel geen gebrek bij die schoolwedstrijden. 'De boel gaat op z'n kop, vaders en moeders erbij, zo'n veertig vrijwilligers.' Trots is hij dan ook op het aantal van zo'n 35.000 kinderen die op die manier met atletiek in aanraking zijn gekomen. 'En daar,' zegt Witvliet, 'komt er dan eentje uit voort...'

Die ene. Dafne Schippers dus. 'Ik was perplex. En dat heb ik toch niet zo gauw,' zegt hij over haar goud en zilver van Beijing. 'Het is ook haar hele uitstraling. Iedereen kijkt toch met plezier naar haar. Ik ben bevoorrecht dat ik aan haar voeten mag liggen. Afgelopen winter een paar keer is komen kijken bij de schoolatletiek. Via haar moeder, die schooljuf is. Dat vind ik echt prachtig.'

Hellas vierde het 90-jarig bestaan in de laatste week van augustus, de week van Schippers ook. De week waarin de kantine op atletiekbaan Overvecht bijkans vaker op het Journaal was te zien dan de Tweede Kamer. Op zaterdag, een dag na het goud op de 200 meter, werd een bronzen plaquette onthuld met het portret van erevoorzitter Witvliet, ingelegd in het voetpad langs de baan. Het is de bedoeling dat er meer komen en Hellas zo zijn walk of fame krijgt. Kandidaten genoeg voor een plekje met Rob Druppers, Bert van Vlaanderen, Patrick van Balkom en Timothy Beck (allen medaillewinnaars op een WK) maar ook Corrie Bakker en Jacqueline Poelman. Maar die ene steekt er dus bovenuit.

Succes kent vele vaders. Bij die van Hellas was Witvliet er zeker één van. 'Ik ben altijd met topatletiek bezig geweest. Samen ook met Cas Zomer ook. We wilden ook heel graag de Nederlandse titel voor clubteams eens winnen, maar dat is nooit gelukt.' Hij was er wel altijd mee bezig, dingen voor elkaar boksen. 'Inventief zijn,' zegt hij. Rommelen en ritselen dus. 'Jawel, maar dat staat niet zo netjes.'

Een voorbeeld: in de jaren '60 was Corrie Bakker een uitstekend verspringsters (en bovendien lid van de estafetteploeg die in Mexico '68 nog een etmaal het wereldrecord in handen had). Witvliet: 'Accommodatie om in de winter te trainen was er niet. Toen hebben we er voor gezorgd dat er in een oude veilinghal in Utrecht van die matten werden neergelegd. Kon ze daar trainen.'

Inventief zijn is één. Een eindeloos geduld, vasthoudendheid en goede contacten in de lokale politiek zijn ook belangrijk om dingen voor elkaar te krijgen. Witvliet en de zijnen spraken liefst 17 jaar met de gemeente Utrecht over de komst van een kunststofbaan. Die kwam er uiteindelijk in 1981, het jaar ook dat op Overvecht de EJK werd gehouden. Het werd een prachtig evenement met atleten die later furore maakten. Nelli Cooman zat in de Nederlandse ploeg. Maar ook Heike Drechsler, Sergei Boebka en Uwe Hohn waren er op Overvecht bij. Veel baanrecords dateren nog van dat juniorentoernooi.

Achter de schermen moest echter flink worden geïmproviseerd, weet Witvliet nog wel. In aller ijl moest de baan worden aangepast voor het speerwerpen, omdat de DDR met Uwe Hohn een speerwerper in de ploeg had die wel tegen de 90 meter gooide. Voorbij het gras dus... En inderdaad, de 86.56 meter van Hohn (oude speer) staat nog altijd als baanrecord. 'Mijn broer Wim,' vertelt Leo Witvliet, 'heeft het toernooi uiteindelijk gered. Een dag voor het verspringen bij de vrouwen kwamen we er ineens achter dat de balk scheef lag. Wim heeft toen met enkele andere mensen de hele nacht doorgewerkt om het te repareren.'

De hele familie was betrokken, alles bij de Witvliets draaide om Hellas en om atletiek. Anderhalf jaar vóór de EJK had hij een huis gekocht in Utrecht. Het stond al die tijd leeg, simpelweg omdat er geen tijd was om te verhuizen met oog op die EJK. En er was meer. Witvliet was in die jaren nadrukkelijk betrokken bij de organisatie van de marathon in Utrecht, maar ook de komst met tal van satellietbanen in de Utrechtse wijken. Met een verspringbak, een ring voor kogelstoten en een klein sprintbaantje. 'Een simpele manier om atletiek onder de aandacht te brengen, om er met de straatjeugd mee aan de gang te gaan.'

Toen hij in 1993 afscheid nam als voorzitter, bood Hellas hem een reis aan naar Stuttgart, naar de WK. Zwaaiend met de vlag van Hellas op de tribune onthaalde hij Bert van Vlaanderen, die brons veroverde op de marathon. Sindsdien volgden vele titeltoernooien met Leo Witvliet in het stadion. Tot 2013. Hij zou naar de WK in Moskou gaan (waar Schippers brons pakte op de zevenkamp), maar brak kort daarvoor een rugwervel bij een val van de trap. Nu loopt hij met een stok, mede door die val. 'Een lange estafettestok, zeg ik maar.'

Hoe kwiek van geest Witvliet ook is, de jaren gaan tellen. Hij ziet zichzelf ook niet in Rio de Janeiro op de tribune, hoe leuk dat ook klinkt. Thuis voor de buis geniet hij ook volop, zeker van de prestaties van Schippers. Hij hoopt op een toestroom van jeugd naar de atletiek, wat na haar dubbele Europese sprinttitel van Zürich al gebeurde. 'Aan de andere kant,' zegt Leo Witvliet, 'zie je dat we bij Hellas te weinig kader hebben en nu al wachtlijsten. Daar hangen een paar centen aan vast. Zorgelijk. Mensen zeggen al gauw: wat levert 't op? En ik ben uit de tijd dat je het gewoon uit liefde deed.'

Tekst: Pim van Esschoten