Gerrits en Wijnalda gaan voor de gouden leeftijd

Geplaatst op Vrijdag, 28 februari 2014
Gerrits en Wijnalda gaan voor de gouden leeftijd

Eenmaal op gang zijn ze niet meer te houden. Sierd Wijnalda: 'Kinderen zijn geen mini-volwassenen. Ze leven in het hier en nu, hebben een korte spanningsboog en grote bewegingsdrang. Het moet in een kort, fel, snel en afwisselend programma worden aangeboden.' Steven Gerrits haakt in: 'Pupillen bevinden zich in de gouden leeftijd, waarin ze in staat zijn gemakkelijk complexere vaardigheden aan te leren.' Wijnalda neemt weer over: 'Dus gaan we voor wedstrijden met veel verschillende atletiekvaardigheden. Dat geeft ook richting aan de training. Al die bewegingen - springen, stoten, werpen, horden enzovoort - moet je heel veel doen, maar zónder herhalingen. Je moet het steeds weer in nieuwe vormen aanbieden, zo veelzijdig als mogelijk. Kinderen willen vervolgens op wedstrijden graag laten zien wat ze hebben geleerd. Het is een wisselwerking.'


Sierd Wijnalda en Steven Gerrits

Formeel zijn Wijnalda en Gerrits lid van de werkgroep Athletics Champs, de nieuwe competitieopzet voor pupillen. Beter is misschien om te spreken van pleitbezorgers, ambassadeurs of voortrekkers. Ze zijn enthousiast over de aanpak, overtuigd ook dat die nieuwe weg de juiste is. 'Maar,' zegt Gerrits, 'we willen beslist niet van bovenaf zeggen dat het zo moet. We willen met mensen in gesprek hoe jeugdatletiek kan aansluiten bij de jeugdvisie van Atletiekunie, waarbij het kind centraal staat.'

Ze zijn beiden docent atletiek aan het Instituut voor Sportstudies in Groningen, zijn opleiders bij de Atletiekunie en studeren ook beiden voor hun master pedagogiek. Steven Gerrits (27) komt van het Twentse TION. 'Zelf de top halen was voor mij niet zo belangrijk. Ik sportte voor mijn ontspanning en hield van de gezelligheid op en rond de atletiekbaan. Ik ben trainer vanaf mijn 15e jaar en merkte dat ik dat veel leuker vond. Zo ben ik ook op de ALO terechtgekomen.'

Sierd Wijnalda (51) trainde wel fanatiek om de top te halen. 'Mijn kop wilde wel, mijn lijf niet. Mijn laatste jaren als atleet bij Impala in Drachten waren de eerste jaren van Henk Kraaijenhof als trainer. Ongelooflijk leuke tijd. We doen nog elk jaar een survival met de mensen uit die tijd. Over een wankel plankje naar de overkant van de sloot kruipen, midden in de nacht. Voor Henk is het elk jaar weer een testcase hoe hij er fysiek voorstaat.'

Ook Wijnalda werd al vroeg trainer. 'Ik deed op mijn 16e de cursus voor jeugdatletiekleider. Samen met mijn moeder.' Later, veel later, zag hij dat het anders moest met de trainingen en wedstrijden voor pupillen. 'Als docent Lichamelijke Opvoeding en als vader. Mijn zoontje werd vaak vijfde of zesde op wedstrijden. En in de atletiek komen de nummers één, twee en drie op het podium... Op een gegeven moment had hij er geen zin meer in om aan wedstrijden mee te doen. En mijn dochter deed een prachtige stoot met de kogel, maar ze kwam zo'n streng jurylid tegen. Ongeldig, zei hij. Dat deed zeer, maar nog niet erg als keihard met je rug op de lat landen. Weer huilen en niet meer durven te springen.'

'Ik denk,' zegt Wijnalda, 'dat het in 2003 was toen ik Fun in Athletics zag, een Brits concept voor indooratletiek. 'Mooie materialen en wedstrijden in teamverband. Dat sprak me aan. Ik ben daarmee bij Impala aan de slag gegaan, later ook met wat andere Friese clubs. De gemeente Drachten heeft dat materiaal toen aangeschaft en aan clubs en scholen verhuurd.'

Ook bij de Atletiekunie wilden ze die vernieuwing, met name hoofd jeugdzaken Xander Koesen. 'En in het zuiden was Dennis Meens er mee bezig.' Er kwam een werkgroep, er werden pilots gehouden. Die nieuwe opzet in een notendop: korte wedstrijden (zo'n drie uur) met meer pogingen per kind, gericht op plezier, het leren van een breed scala aan vaardigheden, strijden in teamverband en minder nadruk op winnen. Kortom, atletiek die past bij de beleving van het kind.

Tevreden was Wijnalda nog lang niet. 'Ik wilde meer inhoud en nieuw materiaal. Ik kwam uit bij Steven, toen al collega van me in Groningen. Hij is goed in dat ontwerpen van nieuw materiaal en kan out of the box denken. Hij wilde het bijvoorbeeld echt anders bij hoogspringen, terwijl ik toch nog een beetje hield aan het oude, het traditionele.'

Gerrits: 'Hoogspringen is totaal niet pedagogisch. Als een kind 'af' is mochten ze niet meer meedoen. Ik heb een latversteller bedacht, waarbij elke hoogte makkelijk kan worden aangebracht. Zo kan elke pupil even vaak springen op zijn of haar eigen hoogte. Of je het nu haalt of niet, je bent nooit af.' Wijnalda: 'Ik dacht dat het zo niet viel te organiseren. Te lastig voor de juryleden. Het bleek wel te kunnen. Acht, negen keer springen in 20 minuten. Er zit tempo in, ze zijn lekker bezig. Je ziet alleen soms wel dat begeleiders gaan jagen. Er moet een balans worden gezocht tussen kwaliteit en kwantiteit. Dat is nog een zoektocht.'

De Atletiekunie heeft Athletics Champs inmiddels opgenomen in haar strategische plannen. Na tal van pilots tot en met 2012 werden in 2013 kennismakingswedstrijden in diverse regio's gehouden. Komend seizoen wordt op veel plekken de 4-daagse competitie ingevoerd. Zo moet Athletics Champs zich als een olievlek over het land verspreiden.

'Maar het is nog niet bij elke club of regio volledig binnengekomen,' zegt Wijnalda. En niet zelden ontmoeten ze weerstanden. Gerrits: 'Betrokkenen zijn soms al 40 jaar gewend iets op een bepaalde manier te doen. Dan is het is belangrijk dat ze het nieuwe concept een keer gaan zien en beleven. Beelden spreken meer dan woorden. Daarna kunnen we in gesprek komen. Het beste concept bestaat ook eigenlijk niet. Wij zijn zelf ook nog in ontwikkeling.'

Wijnalda: 'We hebben heel bewust gezegd dat dit het begin is van een proces dat een lange adem vraagt. Dat willen we niet versnellen of forceren. Het is wel van belang dat de Atletiekunie nu heeft gezegd: hier staan we voor, dit is de richting.' Maar ook binnen de Atletiekunie moet nog veel gebeuren. 'In de opleiding van trainers, het jurycorps en jeugdprojecten. Het vraagt ook tijd voordat de trainers zich dit eigen hebben gemaakt.'

Er is er alle reden tot vernieuwing, want individuele sporten staan onder druk. Gerrits: 'Bij teamsporten zie je dat kinderen langer lid blijven. Daar is sprake van meer cohesie. Kinderen hebben dat zapgedrag; ze gaan even kijken bij een sport en doen dan weer iets anders. We moeten ze dus zien te boeien en te binden.' Dat kan bijvoorbeeld door in teams te strijden onder begeleiding van een vast persoon, wat de veiligheid en geborgenheid verhoogt.

Gerrits: 'Atletiek is een technisch moeilijke en statische sport.' Om toch aan te sluiten bij de beleving van kinderen moet atletiek voor die leeftijd wel op een andere manier worden georganiseerd. 'Attractiever, intensiever, laagdrempelig en meer lerend.' Wijnalda: 'Maar het moet wel atletiek blijven. 'Hoger, verder en sneller blijven de uitgangspunten. Bij verspringen gaat het erom na een aanloop, een eenbenige afzet en tweebenige landing zo ver mogelijk te springen. En dus bijvoorbeeld niet met twee benen uit stand springen. Bij alle onderdelen gaan we uit van de dominante kenmerken van de beweging.'

Het blijft dus atletiek, maar dan zonder het traditionele podium als sluitstuk. 'Nog niet op deze leeftijd,' zegt Wijnalda. Ze willen niet te veel nadruk op winnen leggen. 'Kinderen hebben ook een heel andere succesbeleving. Ze hebben wél behoefte aan wedijveren. Bij een sprint over 40 meter willen ze sneller zijn dan de pupil naast zich. Maar ze zijn er niet mee bezig om de snelste van de dag te zijn om zo op een podium te komen.'


Tekst: Pim van Esschoten
Foto: Erik van Leeuwen