De gewoonste zaak van de wereld
In deze column wil ik ingaan op het begrip normaal. Volgens de Dikke van Dale is de primaire betekenis ervan “gewoon” oftewel “algemeen aanvaard”. Toch kunnen zaken die voor de ene persoon normaal zijn, door een ander worden beschouwd als ongewoon of onaanvaardbaar gedrag. Dit heeft te maken met het perspectief hoe men naar zaken kijkt.
In alle contacten met atletiekverenigingen wordt mij regelmatig de vraag gesteld “wat normaal is”. Vaak gaat het dan om het feit dat de vragensteller, vaak een voorzitter van een atletiekvereniging, de situatie van de eigen vereniging wil projecteren op - en vergelijken met - een landelijk gemiddelde. Vaak gevraagde benchmarks zijn het gemiddelde contributieniveau bij atletiekvereniging, de huurtarieven van de atletiekbaan, de ontwikkelingen van ledencijfers of de gemiddelde hoogte van trainersvergoedingen. Uiteraard kunnen de accountmanagers van de Atletiekunie deze informatie verschaffen. Als je wilt weten of jouw vereniging “normaal” scoort op een aantal van deze cijfers, vraag gerust je accountmanager om informatie. De vraag is overigens of je er qua benchmarks altijd naar moet streven om normaal te zijn, maar dit terzijde….
Wist je trouwens dat we het perspectief verder kunnen verbreden? Bovenstaande alinea spreekt over benchmarks van alle Nederlandse atletiekverenigingen. Wat is dan nog een “normale vereniging” wanneer we het buitenland erbij betrekken? Of wat is normaal wanneer we binnen Nederland andere sporttakken zoals hockey of voetbal erbij betrekken? Binnen hockey- en voetbalverenigingen vormen inkomsten uit sponsoring en uit kantine-omzet driekwart van de inkomsten, dat ligt bij de gemiddelde atletiekvereniging net even iets anders, toch? Binnen de hockey- en voetbalverenigingen is 99% van de jeugdleden 20 - 30 competitiewedstrijden per jaar actief, bij atletiekverenigingen is het percentage jeugd dat deelneemt aan de competitie – hoewel het gaat om veel minder wedstrijden – vele malen lager. Kwestie van “wat is gewoon”. Het zou fijn zijn als ook bij de atletiekjeugd competitiedeelname wordt beschouwd als “gewoon” en dat het percentage competitiedeelnemers in de richting kan komen van de hockeyende en voetballende jeugd. Een laatste voorbeeld tenslotte: wist je dat er nagenoeg geen één voetbalvereniging de afdracht aan de bond, in dit geval de KNVB, communiceert met haar leden. Een lid ervaart dat hij lid is van de eigen vereniging en daarmee van de bond, hoe de vereniging verder de bondsafdracht regelt (die is namelijk verrekend in de contributie van het lid) zal dat lid een zorg zijn. Bij menig atletiekvereniging is het gebruikelijk oftewel normaal om te communiceren wat de vereniging aan de Atletiekunie betaalt qua bondsafdracht. Dat is geheel het tegenovergestelde. Dus ook nu de vraag “wat is normaal”?
Zoals mag blijken uit bovenstaand bestaan er dus veel vragen over omtrent wat “normaal is”. Op één facet dat kleeft aan sportverenigingen kan ik stelliger zijn. Een kind brengt het meeste tijd door in zijn gezin, op school en bij de sportvereniging. Juist in deze sociale settings worden jonge mensen gevormd. De rol van de sportvereniging in de ontwikkeling van jongeren is evident. Wat je er kunt leren: Als je eens niet aanwezig kunt zijn, dan meld je je af. Rommel in de vuilnisbak. Op tijd komen. Respect voor je trainer, mede-atleten, scheidsrechters en tegenstanders. Kort gezegd: je leert als jeugdlid van een sportvereniging “wat normaal doen inhoudt”.
Als verenigingsbestuurder moet je er dan ook alles aan doen om een kindvriendelijke en veilige sportomgeving te creëren voor al je jeugdleden! Dat lijkt mij de gewoonste zaak van de wereld.