Aart Bakker: Obstacle Run? Probeer de steeple eens!
Zelf liep hij de 3000m steeple in 1988 net binnen de negen minuten, maar dat was in de tijd dat je daarmee niet eens op het podium kwam bij de NK. Nu traint Aart Bakker een groepje jonge atleten die deze discipline hebben omarmd, of die er wellicht hun hart aan zullen verpanden. Naast een goede conditie zijn souplesse én durf noodzakelijke kwaliteiten.
Bakker (56) stamt uit de tijd dat hij atleten als Hans Koeleman en Herman Hofstee voor zich moest dulden. Hij moet wel eens glimlachen bij de toenemende populariteit van de obstacle runs. Waarom proberen jullie de steeple race niet eens, zo zou hij die lopers voor willen houden. Zelf ervaarde hij het nut van de combinatie van cross en steeple. Ook het berglopen schaart hij onder de combinatie van atletiekdisciplines waarvoor een stevige anaerobe basis, lenigheid én moed gewenst zijn. Maar hij moet constateren dat de belangstelling voor de steeple in Nederland en ook bijvoorbeeld in België en Duitsland tanende lijkt. En dat je nu met zijn oude p.r. van 8.56,52 wél makkelijk een NK-medaille in de wacht sleept.
De liefde voor de steeple
Niettemin: aan Bakker zal het niet liggen. Door een hardnekkige slijmbeursontsteking moest hij zelf zijn topsportcarrière vroegtijdig beëindigen. Maar hij nam zijn dochters Veerle en Jasmijn al op heel jonge leeftijd mee naar het bos, waar hij de junioren van het Amersfoortse AV Triathlon training gaf. Niet omdat het moest, maar omdat ze zo graag wilden hardlopen. Dat enthousiasme delen ze nog altijd met een groot deel van de junioren die in de afgelopen vijftien jaar bij Bakker trainden.
Uit dat trainen in het bos en de deelname aan crosswedstrijden ontstond bij een deel van de groep ook de liefde voor de steeple. ‘Na de laatste crosswedstrijd zet ik de balken regelmatig in de baan’, zo beschrijft Bakker dat. Zelf ging hij regelmatig naar de steeple-trainingen van Ger van Leeuwen. Nu nodigt hij eens per twee weken iedere atleet van welke vereniging ook uit om naar Amersfoort te komen als ze liefde voor balken en waterbak hebben. ‘Het is niet alleen gezellig, het stimuleert ook om met atleten van ongeveer gelijk niveau te kunnen trainen’, zegt hij. ‘Gelukkig geeft mijn vereniging me de ruimte om dat te doen.’ Nee, het is geen officiële centrale training – die zijn er voor deze discipline niet in Nederland. Maar het werkt voor de deelnemers wel ongeveer zo.
Je hebt voor de steeple een actieve pas nodig
Wat leert hij de atleten in zijn groep die hun mogelijkheden op de steeple willen testen of vergroten? Je hoeft de hordenpassage niet tot in de finesses te perfectioneren, maar het opzwaaibeen moet wel snel naar beneden voor de volgende afzet, om niet teveel snelheid te verliezen’, zo doceert hij.
De atleet moet z’n mogelijkheden goed kennen. ‘Wie te hard van start gaat en in de verzuring terecht komt, heeft weinig tot geen mogelijkheden om te herstellen, omdat je steeds weer een horde over moet. Het is belangrijk om in een gelijkmatig tempo te blijven lopen en niet naar elke balk weer aan te hoeven zetten. Tegelijkertijd zie je in veel steeple-wedstrijden dat het tempo nogal wisselt. Als je in de groep wilt blijven lopen, heb je geen keus en moet je daar mee om kunnen gaan. Dat zijn overigens allemaal kwaliteiten die je ook traint in de cross.’
Steeple-lopers zijn meestal geen specialisten op de 3000 meter, zegt Bakker. Het zijn atleten van de 1500 meter die kunnen profiteren van hun snelheid, zoals Simon Vroemen. Of lopers op de 5000 meter die hun overschot aan energie kunnen gebruiken voor de inspannende hordenpassages. Je hebt techniek én lef nodig om over de balken te scheren terwijl het lichaamzwaartepunt zo laag mogelijk blijft. ‘Ik heb wel eens gehoord dat de Belg William van Dijck twee tennisballen op de balk legde. De eerste schopte hij weg met zijn opzwaaibeen, de tweede met het bijtrekbeen. Dat moet je dus wel durven.’
Het is een voordeel als atleten met beide benen de horden kunnen aanvallen. ‘Dan hoeven ze niet te dribbelen om goed uit te komen. Aan het passeren van de waterbak besteed ik niet al teveel aandacht: dat doe je in een race maar 7 keer, die 28 andere balken zijn belangrijker. Maar we simuleren die waterbak wel af en toe door een steeplebalk voor de zandbak te zetten en er zo overheen te springen’, zegt hij. ‘Daarnaast trainen we veel variaties van het passeren van gewone horden op diverse hoogtes en met diverse tussenruimtes, zoals andere atleten dat ook doen, waarmee je de lenigheid vergroot. De overige looptrainingen doen de steeple-specialisten met de andere MiLa-atleten.’
Ik ga ook weleens op de balk staan om af te leiden
Bakker wil zijn atleten leren om zich niet teveel te fixeren op de steeplebalken. ‘Van Ger van Leeuwen leerde ik een trucje. Kort voor de passage blies hij op een fluitje en dan moesten de atleten even naar hem kijken om daarna weer snel op die horde te anticiperen. Ik ga ook wel eens óp de balk staan of eronder liggen, om de lopers af te leiden. Je simuleert omstandigheden die ook in een wedstrijd voor kunnen komen, zeker als je in een grote groep op een balk af stormt en er om je heen van alles gebeurt.’
Is de steeple gevaarlijk? Bakker denkt van niet. ‘Natuurlijk kun je vallen, maar op de 800 meter kun je op de rand van de baan stappen en een blessure oplopen. Ik denk ook niet dat er extra blessuregevaar is. Als je veel crost, ontwikkel je sterke enkels en onderbenen die je voor de landing na de horden nodig hebt.’
Bakker zou de belangstelling voor de steeple in Nederland graag zien groeien, ook waar het om wedstrijden gaat. ‘Nu moeten we vaak noodgedwongen uitwijken naar België of Duitsland. Bram Som probeert voor de Nijmegen Global Athletics (op 8 juni a.s.) een damesveld bij elkaar te krijgen van atletes die een limietpoging willen voor verschillende toernooien. Het zou mooi zijn als dat lukt.’
Voor informatie over de steeple-trainingen bij AV Triathlon, mail je Aart Bakker.
Tekst: Cors van den Brink
Fotografie: Coen Schilderman (Veerle Bakker op de EK u23, Bydgoszcz 2017)